Bomen en bossen

Het is moeilijk meer voor te stellen dat de bossen tot halverwege de 19e eeuw in heel Europa zwaar onder druk stonden. Lange tijd werd het hout gebruikt als brandstof, in huizenbouw en in de mijnen (kalk, zout, metalen). Toen de mijnen uitgeput waren, werd er nog steeds roekeloos kaal gekapt. Maar in 1876 was het hout zo schaars geworden dat er in het Unterengadin een wet werd ingevoerd om de kap te reguleren. Er kwam Bannwald (verboden te kappen), Bauholzwald (voor huizen e.d.) en Nutzwald (brandhout). Hout uit de laatste categorie werd twee maal per jaar verloot. Het ecologisch bewustzijn van bossen is pas een paar decennia oud. In bergbossen staan voor het overgrote deel naaldbomen, zoals lariks, bergden, arve, fijnspar. Loofbomen vind je op de hogere standplaatsen in de vorm van dwergstruiken. Er is een gevarieerde ondergroei van voornamelijk struiken: heide, alpenroosjes, zacht geurende peperboompjes, varens en zelfs orchideeën. De soortenrijkdom is veel kleiner dan in de lager gelegen graslanden. Toch is de soortenrijkdom in heel het Nationaal Park sinds de stichting in 1914 verdubbeld.

God Tamangur, het hoogste aaneengesloten arvenbos van Europa
God Tamangur, het hoogste aaneengesloten arvenbos van Europa

Ondergroei van Scheuchzer's klokje, kleine tijm, harig alpenroosje en welriekende muggenorchis in lichte naaldbossen (Ofenpass)

Het bosreservaat onder de Piz S-Chalambert

Val Plavna, bergdennen op de keien

Sparrenbos boven Aschèra
Sparrenbos boven Aschèra

Bergdennen

Bergdennen hebben als enige boomsoort de laatste ijstijd in de alpen overleefd. Het zijn echte pioniers. De bergden verdraagt lawines. Met stammetjes van soms maar 15 cm doorsnee kunnen ze toch meer dan 100 jaar oud zijn. Maar na 200 jaar houden ze het voor gezien.

Er zijn kruipende en rechte ('opgaande') dennen.  De kruipende groeien nog langzamer dan de rechte. Er zijn er met een doorsnee van 2,5 cm die toch 50 jaar oud zijn. Door laag bij de grond te blijven liggen ze in de winter onder een beschermende sneeuwlaag en verdrogen ze niet. De takken die er bovenuit steken sterven wel af. Zo ontstaat het gekromde uiterlijk ('Krummholz').

Arven

Arven kunnen in tegenstelling tot bergdennen erg oud worden. Er zijn exemplaren bekend van 1000 jaar.  Ze kunnen goed tegen een sneeuwdek en komen voor tot op bijna 3000 m. Arven zijn te herkennen aan hun afgeronde boomtop en het aantal naalden (vijf). Arvenhout ruikt lekker en wordt veel toegepast in woningen en meubels. De geur is rustgevend en houdt motten op afstand. De etherische oliën ruik je na een paar honderd jaar nog. Overigens leven de oudste dennensoorten in Californië. Daar worden ze meer dan 5000 jaar oud.


Roos?

Het Alpenroosje - de naam is al eeuwenoud - hoort bij de heidefamilie en niet bij de rozen. Met zijn kleine leerachtige, wintergroene blaadjes beschermt hij zich tegen uitdroging. Je hebt er die op kalk gedijen, de Harige alpenroosjes, en soorten die dat bij voorkeur niet doen, de Roestbladige alpenroosjes. De ´roest´ is goed te zien aan de onderkant van de blaadjes. Het komt van bladkliertjes die een soort hars afscheiden. Herders zagen alpenroosjes als een plaag; vroeger werden ze massaal gerooid. Ze zijn giftig voor het vee. Je ziet ze als ondergroei in bossen, maar ook boven de boomgrens.

 

 

Wonderlijke naam?

Het vogelnestje is een bijzondere orchidee. Hij groeit in bossen, heeft geen bladgroen en leeft van rottend hout. Ook in volle bloei is hij dus bruin. Zijn naam verwijst naar de wortels, die ´ghelyck eenen nest duer een ghevlochten´ zouden zijn. Aldus Rembert Dodoens, die de plant in 1554 opnam in zijn 'Cruydeboek', Linnaeus noemde de plant Neottia nidus-avis, dat is respectievelijk Grieks en Latijn voor vogelnestje. Dodoens was arts en botanist in de zuidelijke Nederlanden. Hij beschreef maar liefst meer dan 1300 soorten in het Nederlands. Zijn boek werd een standaardwerk voor apothekers; voor die tijd maakte men eeuwenlang gebruik van Romeinse (Dioscorides, 1e eeuw na Chr.) en Arabische meesters (Avicenna, 10e eeuw na Chr.).